Den Haag, 24 juni - Niet de school zelf of de onderwijskwaliteit heeft de meeste invloed op stoppen met school nog voor je een diploma hebt, maar je leefomgeving en je sociaal economische status. Dat blijkt uit onderzoek van Cinop-ECBO in opdracht van de roc’s uit de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht), waarin data werd gebruikt van CBS en DUO*. Dat onderzoek had tot doel de cruciale factoren te identificeren die van invloed zijn op de positie van schoolverlaters uit het mbo. Nu de factoren voor schoolverlaten duidelijker zijn, doen de mbo-scholen concrete en meer doelgerichte voorstellen het aantal jongeren dat voortijdig stopt met school naar beneden te brengen.
Uit het onderzoek komen een aantal interessante zaken naar voren. Zo behaalt 27 procent van de zogenoemde uitvallers later alsnog een mbo-diploma. Daarnaast vindt meer dan de helft van de studenten zonder diploma uiteindelijk toch zijn weg op de arbeidsmarkt. Bij voortijdig schoolverlaten wordt vaak aangenomen dat het om een homogene groep gaat. Uit de data blijkt echter dat deze groep diverser is dan gedacht en dat een deel alsnog goed terechtkomt.
Echter zijn er terechte zorgen bij zowel mbo-scholen als de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het hoge aantal jongeren dat voortijdig stopt. Die zorgen leidden tot dit onderzoek naar schoolverlaters in de vier grote gemeenten. Stoppen met school nog voordat je een diploma hebt, verzwakt immers je positie op de arbeidsmarkt. Zo hebben jongeren die zonder startkwalificatie gaan werken een grotere kans om hun baan te verliezen dan een medewerker met een diploma. En ze hebben vaker flexibele banen, waardoor ze ook als volwassene weinig inkomen hebben. Kortom, een mbo-diploma geeft je meer kansen op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
Buurt belangrijk
Wat opvalt in het onderzoek is dat uitval niet uitsluitend te wijten is aan de onderwijskwaliteit, maar (voornamelijk) verband houdt met de leefomgeving van de student. Het valt verder op dat het merendeel van de schoolverlaters, 55 procent, zijn weg vindt naar de arbeidsmarkt. Bovendien is uitval van studenten in veel gevallen ook niet permanent. Meer dan een kwart (27 %) van schoolverlaters zit opnieuw in de schoolbanken en slechts een klein gedeelte belandt in een uitkeringspositie (zo’n vijf procent). Schoolverlaters afkomstig uit wijken met een lagere sociaaleconomisch status komen minder vaak terug in het onderwijs dan schoolverlaters uit een wijk met een hogere status. Ook hebben ze vaker een uitkering. Of een schoolverlater permanent of tijdelijk schoolverlater wordt, hangt dus (ook) samen met diens sociaaleconomische status.
Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad is blij met het onderzoek in opdracht van de roc’s: “Nu we beter in beeld hebben welke factoren de meeste invloed hebben op het voortijdig stoppen met school, kunnen we onze aanpak doelmatiger maken. Niet alleen doelmatiger, maar ook gerichter. We kunnen onze aanpak immers specifieker inzetten op de groep die dat het beste kan gebruiken. Het vraagt wel van de overheid beleid wat de uitvoeringsorganisaties in het onderwijs, de (jeugd)zorg en de gemeente uitnodigt om de krachten te bundelen”.
Aanbevelingen
Tekin verwijst hierin naar de aanbevelingen die de onderzoekers en de mbo-scholen doen naar aanleiding van de uitkomsten. De G4 maakt bijvoorbeeld voortaan een onderscheid tussen ‘permanente vsv’ en ‘tijdelijke vsv’. Het blijkt immers uit de data dat schoolverlaters geen homogene groep is. Dat onderscheid is belangrijk omdat de aanpak om voortijdig schooluitval terug te brengen efficiënter is wanneer die zich uitsluitend richt op de permanente schoolverlaters. Verder stellen zij voor om een buurtgerichte aanpak te kiezen waarin roc’s, gemeente, partners in de sociale basis en jongerenwerk samenwerken. En waarbij aandacht is voor de specifieke uitdagingen van die buurt. Ook stellen ze voor om de schoolverlaters te blijven volgen omdat ze minder vaak een baan vinden.
Ron Kooren, voorzitter van het college van bestuur van Albeda, één van de roc’s uit de G4: “Schoolverlaters zonder startkwalificatie blijven kwetsbaar. Het is belangrijk dat wij onze stem laten horen en duidelijk adviseren om een vinger aan de pols te blijven houden. Niet alleen wij, de scholen. Maar ook de wijk, de buurt, de stad en de gemeente. We willen echt samenwerken om schooluitval te voorkomen en iedereen een goede plek op de arbeidsmarkt en in de samenleving te geven. Dat vraagt ook ander toezicht en beleid van onze overheid. Het toezicht is nu versnipperd en deelt onvoldoendes uit aan scholen over uitval waar de school weinig invloed op heeft. Het landelijk overheidsbeleid voor jongeren kent geen duidelijke visie en nodigt niet uit tot samenwerking maar sluit iedereen op in de eigen sector. Dat moet en kan anders.”
Meer informatie
Heeft u vragen naar aanleiding van dit persbericht of wilt u de uitgebreide rapportage ‘Schoolverlaters in de G4’ ontvangen, neem dan contact op met de woordvoerder MBO Raad.
*In dit onderzoek volgen we schoolverlaters, met behulp van CBS microdata 1, tot 5 jaar na het schoolverlaten. Hiervoor was het eerst noodzakelijk om de bestaande data van DUO te verrijken met de microdata van het CBS.